De molen is al enige tijd niet meer voor bezichtiging toegankelijk. We laten je graag op deze manier wat zien van de verschillende delen van de molen. Hieronder leggen we de verschillende processen en etages van de model uit.
Kapzolder
Het bovenste deel van de molen wordt de kapzolder of smeerzolder genoemd, hier wordt namelijk de as en het kruiwerk gesmeerd om de molen soepel te laten draaien.
In de kap bevindt zich het grote bovenwiel, het grote draaiende tandwiel, waarmee de draaiende beweging van de wieken via de molenas wordt overgebracht naar de molenstenen.
De molenaar komt regelmatig in de kap voor inspectie en om aan het einde van een draaidag de bovenas te smeren, op het punt waar de hals (= de plek waar de as de molen binnenkomt) in de halssteen ligt en waar (aan het andere uiteinde van de as) de pen in de penlager ligt. Dat wordt gedaan met reuzel.
De kap van de molen is draaibaar. Hierdoor kan de molenaar de kap naar de meest optimale plek ‘kruien’ waar de wieken de wind het best kunnen ‘ vangen’. Dit kruien gebeurd vanaf de stelling van de molen.
Om het draaien van de kap mogelijk te maken, draait de kap over een zogenaamde ‘rollenwagen’. De rollen die hierin zitten worden ook regelmatig gesmeerd.
Wanneer de kap met wieken richting de wind gedraaid wordt ( ‘kruien’) draait het bovenwiel mee. De tanden (kammen genaamd) van het bovenwiel blijven bij het draaien van de kap, in elke windrichting, even precies in de kammen van de bonkelaar steken en zetten zo de koningsspil, die precies in het midden van de molen staat in beweging. Ook het spoorwiel wordt in beweging gezet en deze geeft de draaiing door aan de steenschijfloop, waardoor de steenspil gaat draaien en ook de bovenste molensteen, de loper. In de schematische tekening kun je alle onderdelen zien.
De Luizolder
De zolder onder de kapzolder is de luizolder. Hier bevindt zich het “luiwerk”. Het luiwerk is een mechaniek in de molen voor het ophijsen (luien) en laten zakken (afschieten) van zakken graan en meel. In de korenmolen hebben we een mechanisch luiwerk en een elektrisch luiwerk. Het mechanische luiwerk bestaat uit een op de koningsspil gemonteerde luitafel. Dat is een wiel dat het luiwerk aandrijft. Het oppervlak hiervan bestaat uit populierenhout. Het luiwerk zelf bestaat uit een aangedreven wiel, een houten as (de luias) waaromheen bij het ophijsen het touw gerold wordt.
Tijdens het draaien van de molen laat men het luiwiel op de luitafel zakken waardoor een touw wordt opgerold waaraan een graanzak is vastgemaakt.
Het elektrische luiwerk bevindt zich sinds begin jaren ’70 in de molen. Tegenwoordig wordt elektrisch luiwerk gebruikt om de graanzakken omhoog en de zakken gemalen volkorenmeel naar beneden te laten zakken.
De Steenzolder
Op deze zolder zijn de molenstenen opgesteld.
In het midden van de zolder ziet je het spoorwiel, aangedreven door de koningsspil. Wanneer deze in het werk is gezet, zal de steenspil of rondsel gaan meedraaien met het spoorwiel.
De steenspil zorgt ervoor dat de loper (de bovenste van de twee stenen die kan draaien) draait.
De molenstenen liggen in de steenkuip. De onderste steen; de ligger, ligt vast aan de vloer van de steenzolder, met daarboven met kleine tussenruimte de loper. Korenmolen de Hoop heeft twee steenkoppels. Met een van beide stenen wordt het maalwerk verricht.
Deze is verbonden met het staakijzer, dat weer verbonden is met het rondsel.
Graan wordt in de kaar gestort. Zo heet de houten bak waarin het graan wordt geschut en tussen de stenen valt. Het graan wordt vanuit het midden in de steen naar buiten toe gemalen.
De Maalzolder
Het meel dat in de meelpijp is gevallen, komt via die pijp uit in de maalbak. Aan deze bak hangt de molenaar de meelzakken om die tot een bepaald gewicht te vullen.
Afhankelijk van de windsnelheid zal er meer of minder maalgoed tussen de stenen komen en zal de molenaar de afstand tussen loper en ligger respectievelijk iets moeten verkleinen of vergroten om ervoor te zorgen dat het graan gelijkmatig fijn gemalen wordt.
iervoor maakt hij gebruik van een hefboommechanisme, dat het lichtwerk wordt genoemd, waarmee hij de afstand tussen beide molenstenen kan bijstellen. De ‘fijne’ afstelling gebeurt automatisch d.m.v. de regulateur.
De molenaar controleert tijdens het malen regelmatig het maalproduct.
Het kan te grof of te fijn zijn en ook de temperatuur van het gemalen product verdient aandacht. Als het meel te warm wordt, gaan de enzymen in het product kapot en is het minder geschikt om brood van te bakken.
Op de maalzolder bevindt zich ook drie deuren naar de stelling.